Tijdens de workshop leer je zelf vuur maken met behulp van tondel en een vuurslag. Uiteraard vertellen wij alles over vuur en het ontstaan. Indien gewenst nemen deelnemers na afloop een vuurslag en tondel mee naar huis.
In de prehistorie werd vuur gemaakt met behulp van vuursteen en een knol marcasiet (familie van pyriet, dat ook bekend staat als gekkengoud), daarmee sloeg men vonken. Die werden opgevangen in tondel. Andere wijzen van vuur maken, met name in gebruik voor de ontdekking van ijzer, waren onder meer vuur maken door middel van wrijving met hout op hout.
Tondel, ook wel tonder genoemd, is de benaming voor een licht ontvlambaar materiaal, wat dient voor het maken van vuur. Tondel kan bestaan uit: Lisdoddepluis, tondelzwam, verkoold linnen of katoen en alle andere materialen die goed droog zijn en licht ontvlambaar. Tondelzwam is een vrij zeldzame, beschermde zwam die vooral op berken, beuken en populieren maar ook wel op andere bomen voorkomt.
De zwam werd eerst geprepareerd, daartoe werd als eerste de buisjeslaag verwijderd en het overgebleven gedeelte in reepjes gesneden en gedroogd. Daarna werd de tondel gekookt in paarden urine of een salpeteroplossing en weer gedroogd. Deze laatste behandeling maakt de tondel nog beter ontvlambaar.
Voor het maken van een vuur werd of wordt een reepje geprepareerd tondelzwam met een scherp voorwerp geschraapt, hierdoor ontstaat een pluizig materiaal dat zeer geschikt is om tot ontbranding (gloeien) te brengen. Ook tondel als verkoold linnen werd wel behandeld met urine of een salpeteroplossing. De tondel werd droog bewaard in een tondeldoos.
Let op: de tondelzwam die in Nederland groeit, is ondertussen beschermd. Hij mag dus niet zo maar geplukt worden!